East of China

The forbidden city


Touchdown in Peking. Een stad zo groot als Vlaanderen maar dan met 24 miljoen inwoners. "We zullen hier verdwijnen in de massa" zeg ik tegen Kuifje. “Het is Beijing, moeder” is de reactie van mijn reisgezel. Zeven wolkenkrabbers schieten hier in formatie uit de grond, erin geplant volgens de feng shui filosofie opdat elke flat energie binnenkrijgt. Architecturale modelwijken die volgens mij gedoemd zijn banlieues te worden wanneer de economische groei keert, de huizenmarkt instort en deze gegroepeerde woontorens – dan nog steeds in feng shui opstelling – bangelijk veranderen in non-droit zones. “Rustig ma, het is vakantie.”

Immobiliën doen het goed in deze grootstad. We staan in onze hotelkamer door de glazen wand naar beneden te kijken alsof het Wall Street is. Alles lijkt rustig en stil tot we dertig verdiepingen lager het hotel verlaten. Mensen stromen door de straten. Mensenstromen door de straten.

Ni hao (hallo) en shweishwei (dank u). We lopen verloren in een krachtige taal, waarvan we niets begrijpen. Het zijn strenge, nerveuze en schelle klanken. Maar wanneer we ons neerleggen in de nachttrein luisteren we naar gesprekken die rustig worden in de late uren. Terwijl de tijd verstrijkt wordt de taal anders uitgesproken. De dialoog wordt zachter in het schemerdonker.


Het is een taal die getekend wordt. Het lijkt moeilijk. Alice – haar Chinese naam is Wei, met klemtoon naar beneden op het einde - toont ons hoe het werkt. Ze tekent een rechtopstaande rechthoek en dat betekent deur. Eenvoud. De deur naar de hemel is een tempel. Er komt een streepje en een hoekje bij. Tien strepen, krullen en punten verder staat er een chinees teken als statement en hebben wij twaalf begrippen bijgeleerd. Alice vertelt een verhaal en elk woord dat we leren maakt de tekening voller en mooier. Deze cultuur rijgt verhalen aan elkaar. En dat staat zo in contrast met de dagelijkse begankenis, waar we in rij aanschuiven om binnen te mogen, waar we in rij op het nummer staan waar onze treinwagon zal stoppen, waar we in rij de trein opstappen, één voor één. Waar het hen, wanneer de functionaris even niet kijkt, toch nog lukt voor te steken.

Wij reizen niet alleen. Op het plein voor het station in Beijing zitten en liggen chinezen te wachten op de trein. Het is er warm en het is een gewoonte. Ze zijn te vroeg en wachten uren, terwijl elke trein klokslag de aangegeven tijd vertrekt en elke reiziger een toegewezen zitplaats heeft. Ze liggen uitgeteld in stoelen waar je eigenlijk in moet zitten. Of ze kiezen voor een koffie die recht geeft op een comfortabelere zetel. Eén van onze treintickets geeft zelfs toegang tot de wachtruimte voor vips die zo kil is als no man’s land. Maar het is vakantie voor de chinezen en zij bezoeken onze bestemmingen ook. De plekken die we bezoeken, zijn zo immens groot dat we er allemaal wel in kunnen. Constante is de mensenrij aan elke ingang. Die blijft lang, de hele dag door.

In 2014 eindigde de éénkindpolitiek – wat een woord – en dat is te zien in het straatbeeld. Gezinnen met een eerste communicant en een kleine kleuter, die met een uitrekbare leiband vasthangt aan de pols van pa of ma. Of de jongste die op de reiskoffer zit, die op vier wieltjes stabiel door de straten rolt. Maar de meeste koppels denken twee keer na en zetten een kroon op het hoofd van dat enige kind, dat alle aandacht krijgt. Voor ons, Europeanen een gek zicht, zoveel éénkindgezinnen. “Moeder, ik loop hier toch ook alleen naast jou” corrigeert Kuifje mijn gedachte. Ik weerleg dat hij niet zoveel aandacht krijgt, maar hij heeft een punt.


He is a beautiful man, a smart guy. In Luoyang nemen we de lift in het hotel. Kuifje wordt van kop tot teen gekeurd door een ouder koppel. Op zondag lopen ze in het park rond met het curriculum van hun dochter, op zoek naar een goede partij. Of er wordt een matchmaker op pad gestuurd om haar gestalte, de kleur van haar ogen, haar opleiding en de rijkdom van de familie te promoten en die van mogelijke schoonfamilie in te schatten.

Please take us to the drumtower, schrijft onze gids op het papier, maar dan in het Chinees. Ik bewaar het, omdat het zo mooi geschreven is. Net zoals de kleine enveloppe voor room 720 die onder de deur geschoven wordt, met guest message erop.


“亲爱的艾格尼丝夫人,请告知你的导游艾丽斯太太将于明天早上7点40分在酒店大堂接你。”职员安吉拉


Wat zoveel wil zeggen als ”Dear Mrs. Agnes, Kindly be informed that your guide Mrs. Alice will pick you up at 7:40am in hotel lobby tomorrow morning.” Clerk Angela.

Het Tianmenplein is een slordige 65 voetbalvelden groot. Hier stond in 1989 een jonge student eenzaam en alleen voor een tank te protesteren tegen de Communistische Partij. Een beeld op TV dat het Westen wakker schudde. Hier stond vroeger de poort naar de Verboden Stad en werd wat afgemarcheerd. Nu staan elke dag 100.000 bezoekers stil in rij om de dode Mao te eren. “File” dolt mijn zoon en samen proberen we wat politieke geschiedenis uit de gids te persen. Meer dan He did good things and bad things krijgen we niet uit hem, tenzij percentages over hoeveel van elk. Hij zweet stoïcijns onder zijn paraplu. Voorbij de poort vul ik de stad met beelden en verhalen uit The last Emperor en zeg tegen kuifje dat hij die vier-uur-durende film toch eens moet zien. Grimas.

Telkens word ik geconfronteerd met de jonge geschiedenis van China, terwijl het land zo archaïsch aanvoelt. Mao riep in 1949 de Volksrepubliek China uit en pas in 1976 werd er hevig geprotesteerd tegen het totalitaire regime. Ik was zestien, zat op internaat, speelde volleybal en leerde mijn eerste lief kennen. Aan deze kant van de planeet liepen alle chinezen nog in het uniforme blauwe pak rond en was er buiten het rode boekje geen literatuur te vinden. Ik zie mensen van mijn leeftijd wiens kleren niet veel verschillen van dat blauwe pak. Uit gewoonte, denk ik, en vul mijn verwondering aan met verhalen uit The joy luck club of het verhaal van drie generaties in China. Het leven van de grootmoeders leest als geschiedenis. De kleindochters in het boek luisteren naar het verhaal van hun oma’s alsof het een sprookje is en begrijpen hun moeders niet. En dan lees ik het verhaal van de moeders, wat alles verklaart.


Ik denk aan mijn pa die vindt dat er zoveel veranderd is tussen de tijd waarin zijn vader leefde en de wereld nu. En ik denk: “Dan heb je China nog niet gezien.”


De Verboden Stad stap je binnen onder een groot portret van Mao dat jaarlijks overgeschilderd wordt omdat de kleuren vervagen door de smog. Eenmaal binnen sta je verbaasd. Zo veel en zo groot. Een immense, ommuurde stad die bezocht wordt door een massa Chinezen die petjes dragen of kleurige paraplu’s openen tegen de zon. En toch lijkt de stad niet eens half vol. Je wandelt voorbij een rond gebouw, neemt de trappen naar beneden, loopt door poorten en langs lantaarns, voorbij rekken waar gebedsplaatjes hangen. Trappen op en af, door een vierkant gebouw over een binnenkoer en in de verte zie je, hoog boven alles, weer een prachtige tempel. De gids blijft verhalen spuien over keizers, eunuchen, concubines en slechte vrouwen. “Ik heb honger” zegt Kuifje en dat verbaast me niet. Na vier uur hebben we meer dan 20.000 stappen gezet en trappen beklommen en liters water gedronken. Onze gids wijst een kleine eettent aan waar we op zijn advies lekker eten en bier drinken. Meer hoeft het vandaag niet te zijn.

Keizers en keizerinnen leefden als god in China. De eerste keizer zette zijn volk als slaven aan het werk om de Chinese muur op te trekken. De verdedigingsmuren van de veroverde rijken moesten verbouwd worden tot één lange grenslinie na de grote eenmaking.De muur is makkelijk twee tot vier meter breed. China is fier op het totaal aantal kilometers. De bouw is te vergelijken met huzarenwerk als de piramides of de Romeinse heirwegen maar dan in de hoogte in een moeilijk landschap, ik zeg maar iets. Je kan joggen en fietsen over de muur. Wij klimmen de trappen op naar het hoogste punt, een prieel dat zindert in de blakende zon. Over de hoogte van de treden heeft men niet nagedacht. Mijn kuiten zijn twee dagen later nog verzuurd. We krijgen een rode paraplu mee (voor op de foto) en hoe hoger we klimmen, hoe minder mensen en meer muur we zien, her en der verspreid tot aan de einder.

Uiteraard drinken we ook thee. Thee drinken is niet zomaar thee drinken in China. Het is de kunst van het proeven, een traditie die tijd en sereniteit creëert. De ceremonie wordt geleid door Helen, een sommelier die smaak en aroma tot ongekende hoogtes brengt. Ze lijkt op een geisha door haar traditionele kledij, haar make-up en hoe ze Engels spreekt. Ik word dankbaar wanneer ik het kopje thee met beide handen gracieus krijgt aangereikt. Na de ceremonie selecteer en koop ik enkele pakjes, in de hoop dat het thuis ook zo zal smaken.

Na enkele dagen nemen we de bus, metro of taxi in Beijing alsof we het altijd deden. We krijgen briefjes mee waarop in Chinees geschreven staat waar we naartoe willen en we hebben altijd het adreskaartje van het hotel bij ons. Op straat, turend op een stratenplan, komen jongeren ons helpen. Ze stellen onze vraag aan hun gsm en een app vertaalt naar het Engels hoe we er geraken. Wij hoeven enkel het vertaalde bericht te lezen.


Weinig Chinezen betalen nog met cash geld. Hun gsm ontsluit huurfietsen en scant QR-codes in waarmee automatisch betaald wordt. Wij halen nog brieven geld bij de bank en dragen bundels yuan mee. En we worden vernuftig beet genomen met een vals briefje dat we samen met het verhaal als souvenir mee naar huis nemen. We hebben geen toegang tot internet in China. En denk niet dat Kuifje het niet geprobeerd heeft.


In 2010 verliet Google China omdat het niet wilde toegeven aan de censuur die de overheid oplegde. Nu lekt uit dat Google in alle geheim aan een gecensureerde zoekmachine met codenaam Dragonfly sleutelt en dus plooit naar de eisen van de Chinese overheid. Google wil immers de boot niet missen en in dit lucratieve land aanwezig zijn om mee te profiteren.


Pingyao. “Bokrijk” constateert Kuifje. De hele stad is gerenoveerd en de toeristen hebben het overgenomen. Huizen zijn winkels, restaurants of hotels geworden en het is er alle dagen kermis. Chinezen zijn met vakantie en spenderen geld. In Pingyao kopen ze parels, eten ze drie keer zo veel als thuis, zingen ze karaoke en proeven ze van ongekende dingen als snoep dat uit vloeibare stikstof gehaald wordt en witte rook loslaat wanneer ze het in hun mond steken. Fun. Wij logeren er in een authentiek hotel, waar we ’s ochtends ontbijten op de binnenkoer, in de namiddag in alle rust een boek lezen en er ’s avonds in onze thee een lotusbloem drijft. We slapen in een alkoof die Kuifje doet plooien. In Pingyao laat ik mijn voeten masseren. Buiten lokt een vrouw toeristen en vult zo de zetels voor een nek- of voetmassage. Het is wachten tot er vier vrouwen arriveren op een scooter. Ze krijgen hun taak aan de voordeur en nemen plaats bij de toerist die ze even moeten verwennen. Mijn verzuurde kuiten krijgen het flink te verduren.

In één van de grote hotels is plots alle personeel verdwenen. We vinden ze terug in de gang naar het restaurant waar ze worden toegesproken door de baas en elk van hen één voor één iets mag vertellen. Ze lachen of applaudisseren – waarom? - en daarna zingen ze samen het bedrijfslied. Het ziet er militaristisch uit en streng dus. In China noemen ze dit totale loyaliteit. Daarna gaan ze terug aan het werk. Blij omdat het voorbij is of gesterkt door het teamgevoel? “Toch een beetje raar, allemaal” hoor ik achter mij.


En dan hebben we het nog niet over de identificatie van personen op straat door biometrische technieken of de onmogelijkheid om te spijbelen, bijvoorbeeld, omdat schooluniformen uitgerust zijn met gezichtsherkenning en gps. De Chinese overheid wil controleren en daar gaat ze ver in. Of hoe interessante technieken voor verkeerde doeleinden kunnen ingezet worden. To keep an eye on its citizens. Lezen we dan wat graag over een schooldirecteur die met alle regels breekt en de leerlingen een funky dans aanleert in plaats van de opgelegde oefeningen, elke morgen. Kuifje knikt goedkeurend.

Xi’an ligt aan het einde van de Zijderoute. Onze gids staat ons op te wachten met onze naam op een bord. “Where is Grace” fluistert Kuifje. Haar rood-wit gestreepte t-shirt zal ons helpen haar terug te vinden in de menigte. Zij brengt ons op de beste plekken om het Terracotta leger te overschouwen. Waanzin klinkt uit haar verhaal en in wat we zien.

De eerste keizer van China maakte vriend tot vijand en vijand tot vriend door gebieden te veroveren tot er één groot keizerrijk ontstond. Zoals te verwachten, kon hij daarna niemand meer vertrouwen. Paranoia om vermoord te worden laat hij 8.000 soldaten beeldhouwen, groter dan welke Chinees ook en uniek met elk een ander gelaat. Dit leger moet hem - na zijn dood! - beschermen in zijn ondergronds Walhalla, een paleis waar hij tot in de eeuwigheid zal verder leven. 700.000 arbeiders bouwden dit stenen leger en werden daarna levend mee begraven om het Walhalla geheim te houden. Een paar simpele boeren ontdekten dit leger tijdens de culturele revolutie. Grote droogte, en op zoek naar en waterbron vonden ze scherven terracotta. Veel scherven. Ze laadden drie karren vol – niet wetend dat dit puzzelstukken waren van deze immense formatie voetvolk, kruisboogschutters, ruiters met strijdwagens en paarden onder de grond. Per volle kar ontvingen ze een jaarsalaris. Dit moesten ze delen met de werkgemeenschap waartoe ze behoorden. In ruil kregen ze 5 punten, het equivalent van een halve dag werk. Eén van hen haalde daarna de woede van het hele dorp op zijn hals, omdat door deze ontdekking het hele gebied ontruimd werd en alle bewoners moesten verhuizen. Hijzelf kreeg een job bij het museum en mocht er foto’s signeren. Een handtekening voor Bill Clinton was voor hem het hoogtepunt uit zijn carrière.

De beelden worden nu terug in elkaar gepuzzeld en in rijen opgesteld. Sommige missen een hoofd, een arm of een schouder. Ooit had elk beeld een unieke kleur, maar die verdween nadat het zonlicht voor het eerst terug op het leger scheen. Om verder kleurverlies te voorkomen, stopten ze een groot deel van de scherven terug onder de grond.


Grace is een mol. Ze verdwijnt tussen de koppen en duikt dan plots weer op, tientallen meters verder in haar roodwit gestreept t-shirt. Ze staat dan op de plek waar we de beste foto's kunnen maken, het beste overzicht hebben en ons het snelste door de massa kunnen bewegen.

Ze vertelt alsof ze er zelf bij was. Soms moeten we wat dichter bij haar komen, alsof hetgeen ze dan gaat vertellen alleen voor onze oren bestemd is. Secrets, geheimen. Kuifje is al lang blij dat hij op Wally geoefend heeft en haar telkens - net vooraleer ik haar spot - terugvindt. 

Het boeddhisme wandelde China binnen via Luoyang. De keizerin hoorde tijdens een party enkele handelaars praten over een nieuwe godsdienst in Indië. Keizers en keizerinnen waren in die tijd halve goden en konden zich wel iets nieuws veroorloven. Deze keizerin wilde een nieuwe godsdienst en veel beelden. Ze stuurde onderzoekers naar Indië om daar het boeddhisme te bestuderen en die nieuwe god eens goed te bekijken. Deze studiereis zou de enige kennis zijn waarmee in Luoyang gestart werd met het uithouwen van imposante boeddhistische beelden in de rotswand. Sterk, veel en groots beeldhouwwerk over enkele kilometers langs de rivier Yi He, waarin als apotheose de keizerin ook zelf figureert.

Het Chinese boeddhisme is er een van mondelinge overlevering en dus een smeltkroes van vele onderling verschillende vormen. Die grote diversiteit leidde tot veel interpretaties van Boeddha – zelden zo’n tronies gezien. Een vriendelijke, grappige, wijze, kwade, guitige, zelfs geïrriteerde Boeddha als stripfiguur uitgebeeld.

In Xi’an wonen moslims. Het gaat er in die wijk eindelijk eens uitbundig aan toe. In tegenstelling tot Chinese wijken komt deze tot leven wanneer de zon ondergaat. Alle shoppers zakken af om er te eten, te snoepen en te drinken. Jonge mannen en vrouwen klimmen op tafels, op tonnen of in telefoonpalen en lokken de bezoekers om hun specialiteiten te proeven. Er wordt geroepen en gelachen. “Dat is ook de eerste keer dat we hier zien lachen” zegt Kuifje, zich tegoed doend aan een spies vlees, stevig rood gekruid en flink doorbakken. En we zijn nog maar net de eerste straat ingewandeld.

Om niet te vergeten: de lekkerste Chinese soep. Een bouillon - waarvan ik het geheim nog moet ontfutselen, witte noodles-al-dente, olie met sterke kruiden, komkommer in kleine stukjes, courgette en koriander, lente-ui en in stukjes gehakte noten. Als iemand me het recept voor die bouillon kan bezorgen, graag.

China assembleert auto's van alle merken. Dat vertelt onze gids die ook al wel eens in Amerika is geweest en weet hoe wij denken. Het dashboard van zijn Golf is onherkenbaar, maar verder geen verschil. Westerse merken en modellen rijden hier rond, maar niet de gewone man zit achter het stuur. "Betalen we deze man niet te veel?" vraagt Kuifje. De gewone man rijdt immers met een Geely, een goedkoop chinees automerk. Met een chinees merk pak je niet uit. Een auto is een statussymbool, en uitpakken doe je maar beter met een Mercedes of een BMW. Waar je helaas restricted mee mag rijden.

Want de grote steden tellen teveel auto’s en dan stelt China regels op. Auto’s mogen om de beurt rijden volgens een welbepaald rooster. Teveel auto’s, dus ook teveel taxi’s. De nummerplaat bepaalt welke taxi mag rijden. Soms vertrek je uren te vroeg naar je volgende bestemming omdat dit nog past in het rooster van de taxichauffeur. En die mag blij zijn dat hij een nummerplaat heeft. Een registratie aanvragen is een loterij. Iedereen mag elke week meespelen en er worden er slechts drie verloot. Iedereen kan blijven proberen tot hij wint maar de kans is klein. En zonder nummerplaat kan je geen auto kopen.

China kopieert niet meer. China voegt iets toe en creëert een meerwaarde. Deze natie positioneert zich als belangrijke economische - technologische - speler op de wereldmarkt. Het beleid houdt van competitie en wil bij de eerste 3 horen op wereldvlak. In die strijd laten ze enkel de Verenigde Staten en Japan toe. Inmiddels wordt de rest er zich behoorlijk bewust van dat China sterk bezig is. Begin van deze ommekeer waren de Olympische Spelen in Beijing, in 2008. Een campagne in aanloop van deze spelen moest de Chinezen doen stoppen met rochelen en vuillakkerij op straat. Wat resultaten boekte, ik kan het u garanderen.

Begin 2010 legde China nog een economische groei van bijna 10 procent voor. In de twee voorgaande decennia werden er zelfs hogere percentages genoteerd. Het bruto nationaal product steeg in 2017 met 6,9 procent. De rest van de wereld kan slechts 3 procent voorleggen. “Als ik hier zou werken, dan zou ik wel in Shanghai willen werken.” Kuifje weet zijn bestemmingen te kiezen.


Veel chinezen migreerden naar de grote steden, op zoek naar een inkomen. Na vijf jaar wonen en werken in een stad, mogen ze er een woning kopen. Het gebouw welteverstaan, want de grond blijft eigendom van de staat. De stenen zijn voor 70 jaar eigendom van de koper. Daarna moet het huis terug aangekocht worden, wil de familie er blijven wonen.

In de grote steden kost een vierkante meter gebouw al snel 1.900 Euro. Mijn appartement in Xi’an zou 260.000 Euro kosten wat nog niet zo gek veel verschilt. Maar de grond zou niet van mij zijn en mijn familie zou het huis in 2085 opnieuw moeten aankopen. Een generatiekoop, dus. “Zot. Kopen is toch voor altijd!” verdedigt Kuifje zijn patrimonium.

Red alert voor de Chinese economie is de vlucht van jonge getalenteerde mensen naar het buitenland. Geen vrijheid en de constante controle zijn de drijfveren, want deze generatie weet hoe het er in de rest van de wereld aan toe gaat. Tenzij het beleid bijstuurt en jonge chinezen hun creativiteit mogen inzetten. Als deze generatie met haar technologische kennis nieuwe concepten zou mogen ontwikkelen, dan springt China met unieke technologische toepassingen gegarandeerd een paar andere wereldmachten voorbij.


Helaas blijven de chinezen nu nog op hun honger zitten en blijft het voornamelijk een assemblage-economie, met alle gevolgen van dien. Een voorbeeld. Apple toestellen worden geassembleerd in China en getransporteerd naar Amerika. Chinezen die naar Amerika reizen, kopen daar I-phones voor de hele familie. Want in Amerika zijn I-phones goedkoper dan in China.
“Economie leer je ook niet op de schoolbanken” besluit Kuifje wijs.

Chinese Wall



















Reacties